Vocabulaire
- Teller
- Het bovenste getal van een breuk; geeft het aantal stukken van het geheel in die breuk aan.
- Noemer
- Het onderste getal van een breuk; geeft het totale aantal stukken aan waaruit die breuk een geheel vormt.
- Verbindingsstuk
- De onderdelen van de VEX GO Kit die een haakse verbinding creëren tussen twee andere onderdelen.
- Equivalent
- Gelijk in waarde.
- Gelijke (gemene) noemer
- Hetzelfde getal in de onderkant van twee of meer breuken.
- Gelijksoortige (gemeenschappelijke) teller
- Hetzelfde getal in de bovenkant van twee of meer breuken.
- Geheel
- De waarde "1" betekent dat het totale aantal stukken gelijk is aan een geheel getal.
Het stimuleren van het gebruik van woordenschat
Hieronder staan aanvullende manieren om het gebruik van woordenschat te vergemakkelijken terwijl leerlingen bezig zijn met de activiteiten in eenheid.
Studenten moeten worden aangemoedigd om de volgende woordenschattermen te gebruiken:
- Tijdens alle activiteiten
- Omdat ze in groepen werken
- Terwijl ze reflecteren
- Omdat ze hun kennis en ervaring delen
Tips om het gebruik van woordenschat te stimuleren
Leg uit met de juiste terminologie: Terwijl kinderen hun strategieën voor het berekenen van breuken en hun equivalenten uitleggen en beschrijven, benadruk je positief het juiste gebruik van woordenschatwoorden. Stimuleer bijvoorbeeld formuleringen als: "de teller is 6 en de noemer is 6, dus 6/6 is 1 geheel getal" in plaats van: "er staat 6 boven en onder, dus ze passen bij elkaar."
Organiseer een woordenschatestafette: Elk teamlid moet gedurende de dag een woord uit de woordenschat in context gebruiken. Maak het nog spannender door 'bonuspunten' toe te kennen voor correct contextueel gebruik tijdens andere lesperiodes en houd de voortgang van elk team visueel bij op het bord. Moedig leerlingen aan om goed te letten op de woordenschat en elkaars bijdragen te benadrukken, zodat iedereen betrokken raakt bij het proces.