Skip to main content
Docentenportaal

VEX GO toepassen

Verbinding met VEX GO

VEX GO toepassen

Met de Robot Arm Unit kunnen docenten en studenten op een praktische manier ontdekken hoe computerwetenschappen en robotica samen worden gebruikt in echte toepassingen. In Lab 1 gaan leerlingen aan de slag met het bouwen van een robotarm waarmee ze handmatig schijven kunnen oppakken en verplaatsen. Ze gaan brainstormen over andere manieren waarop ze robotarmen kunnen gebruiken en leggen verbanden tussen robotarmen en hun eigen dagelijks leven. In Lab 2 bouwen leerlingen verder op hun kennis van robotarmen, wanneer ze motoren en schakelaars toevoegen om de gemotoriseerde robotarm te bouwen. Dit is een geweldige kans om met studenten te discussiëren over mechanisatie en de voor- en nadelen van bepaalde taken door machines.

In Labs 3, 4 en 5 besturen studenten de robotarm met behulp van code, terwijl deze evolueert van een mechanisch model naar een geautomatiseerd model. In elk lab maken studenten kennis met een nieuw coderingsconcept dat verband houdt met de functie van de robotarm. Ze leren bovendien meer over hoe ze de stroom van een project kunnen regelen met behulp van Booleaanse voorwaarden, voorwaardelijke statements en het [Forever]-blok. In Lab 3 beginnen leerlingen met het coderen van de beweging van de robotarm en maken ze kennis met de elektromagneet. In Lab 4 gebruiken studenten de oogsensor en een [Wacht tot]-blok om te bepalen wanneer de robotarm moet bewegen. Ook maken ze kennis met robotbeslissingen met behulp van [Als dan]-blokken. In Lab 5 voegen studenten herhaalde besluitvorming toe om de robotarm verder te automatiseren, door meerdere [If then]-blokken in een [Forever]-blok te gebruiken.

Naast het coderen communiceren de leerlingen ook welke acties ze willen dat hun robotarm uitvoert. Deze communicatie helpt leerlingen bij het oefenen van ruimtelijk redeneervermogen. In Lab 2 oefenen leerlingen hun ruimtelijk redeneringsvermogen door te bespreken hoe de positie van de schakelaars de beweging van de gemotoriseerde robotarm ten opzichte van elkaar beïnvloedt. Ze moeten instructies opschrijven voor het verplaatsen van een schijf van de ene naar de andere locatie. Deze instructies worden meerdere keren herhaald, naarmate leerlingen specifieker worden in hun taalgebruik en leren hoe ze de robotarm moeten bedienen.

Studenten blijven hun ruimtelijk inzicht oefenen terwijl ze VEXcode GO-projecten plannen in Labs 3, 4 en 5. Leerlingen moeten richtinggevende woorden gebruiken terwijl ze plannen hoe de robotarm moet bewegen om schijven op te pakken en van de ene naar de andere locatie te verplaatsen. Ook worden leerlingen aangemoedigd om gebaren te gebruiken in hun communicatie met de groep en hun leraar. Op deze manier kunnen leerlingen hun ruimtelijk inzicht ontwikkelen via de uitdagingen in deze module.

Lesgeven in coderen

In deze module maken studenten kennis met verschillende coderingsconcepten, zoals decompositie en sequentie. De labs binnen deze unit volgen een vergelijkbaar format:

  • Erbij betrekken:
    • Leraren helpen leerlingen om een persoonlijke connectie te maken met de concepten die in het Lab worden behandeld.
    • Studenten maken het bouwwerk af.
  • Toneelstuk:
    • Instructie: Leraren introduceren de codeeruitdaging. Zorg ervoor dat de studenten het doel van de uitdaging begrijpen.
    • Model: Leraren introduceren opdrachten die ze zullen gebruiken bij het maken van hun project om de uitdaging te voltooien. Modelleer de opdrachten door VEXcode (GO/123) te projecteren of door fysieke weergave (weergave van de blokken/Coder-kaarten). Voor labs die pseudocode gebruiken, laat je studenten zien hoe ze hun projecten kunnen plannen en de bedoeling ervan kunnen schetsen.
    • Begeleiden: Docenten krijgen opdrachten om met leerlingen een discussie aan te gaan over de doelen van hun project, het ruimtelijk redeneren dat bij de uitdaging hoort en hoe ze onverwachte uitkomsten van hun projecten kunnen oplossen. Tijdens deze bespreking wordt ook gecontroleerd of de leerlingen het doel van de uitdaging begrijpen en weten hoe ze de opdrachten correct moeten gebruiken.
    • Herinnering: Leraren zullen leerlingen eraan herinneren dat hun eerste poging tot oplossing niet altijd correct zal zijn of in één keer goed zal verlopen. Stimuleer meerdere herhalingen en herinner leerlingen eraan dat vallen en opstaan een belangrijk onderdeel is van het leerproces.
    • Vraag: Leraren betrekken leerlingen bij een discussie waarin ze de concepten uit het Lab koppelen aan toepassingen in de echte wereld. Enkele voorbeelden hiervan zijn: "Heb je ooit ingenieur willen worden?" of "Waar heb je in je leven robots gezien?"
  • Deel
    • Studenten krijgen de kans om op verschillende manieren te communiceren wat ze hebben geleerd. Met behulp van het Keuzebord krijgen leerlingen een stem en keuze hoe zij hun leerproces het beste kunnen presenteren.